Voorproefje van De IJzerkoningin, van Julie Kagawa

Het derde boek in The Iron Fey-serie.

Meghan Chase bereidt zich voor op de ultieme strijd met de IJzerfae. Zal ze die overleven?

Hoofdstuk 1

De lange weg naar huis

Elf jaar geleden, op mijn zesde verjaardag, verdween mijn vader.
Een jaar geleden, op dezelfde dag, werd ook mijn broertje gestolen.
Maar deze keer ging ik naar Nimmernimmer om hem terug te halen.

Het is wonderlijk hoeveel je kunt veranderen door een reis, wat je er allemaal van kunt leren. Ik kwam erachter dat de man die ik als mijn vader beschouwde, mijn vader helemaal niet was. Mijn biologische vader was niet eens een mens, want ik bleek de halfbloeddochter van een legendarische elfenkoning te zijn, en het is zijn bloed dat door mijn aderen stroomt. Ik ontdekte dat ik macht had, een macht die me angst aanjaagt, zelfs nu nog. Een kracht waar zelfs de fae bang voor zijn, omdat hij hen kan vernietigen, en ik weet niet zeker of ik hem kan beheersen.

Ik leerde dat liefde ras en tijd kan overstijgen, dat die schitterend en perfect kan zijn, de moeite waard om voor te vechten, maar ook breekbaar en hartverscheurend, en dat je soms grote offers moet brengen. Dat je het soms moet opnemen tegen de hele wereld en dat er geen simpele antwoorden zijn. Dat je moet weten wanneer je moet volhouden en wanneer je moet loslaten. En dat, zelfs als je geliefde terugkomt, je iets kunt ontdekken in iemand die er altijd al was.

Ik dacht dat het voorbij was. Ik dacht dat mijn tijd bij de fae, de onmogelijke keuzes die ik moest maken, de offers die ik moest brengen voor de mensen van wie ik hield, achter me lag. Maar er naderde een storm die mijn keuzes als nooit tevoren aan het wankelen zou brengen.

En deze keer zou er geen weg terug zijn.

***

Mijn naam is Meghan Chase.

In minder dan vierentwintig uur word ik zeventien.

Déjà vu, of niet? Niet te geloven hoe snel de tijd je inhaalt, alsof je stilstaat. Ik kan nauwelijks bevatten dat er een jaar voorbij is gegaan sinds die dag. De dag dat ik naar Nimmernimmer ging. De dag dat mijn leven voor altijd veranderde.

Technisch gezien word ik niet eens echt zeventien, daarvoor ben ik te lang in Nimmernimmer geweest. Als je in het land van de fae bent, word je niet ouder, of het gaat zo langzaam dat het niet echt telt. Hoewel er dus een jaar is verstreken in de echte wereld, ben ik waarschijnlijk maar een paar dagen ouder dan toen ik voor het eerst naar Nimmernimmer ging.

In het echte leven ben ik zo veranderd dat ik mezelf niet eens meer herken.

Onder me klepperden de hoeven van het voddenros op het wegdek, een rustig ritme dat gelijk opging met mijn hartslag. Er waren niet veel auto's op dit rustige stuk snelweg in Louisiana, dat was omzoomd met tupelobomen en met mos bedekte cipressen. De paar die ons wel inhaalden vlogen zonder vaart te minderen voorbij, in een wolk van opstuivende bladeren. Ze konden de ruige zwarte pony met zijn ogen als vurige kolen, die zonder teugels, zadel of bit langs de weg liep, niet zien. Ook de figuren op zijn rug waren onzichtbaar voor hen; het meisje met het lichte haar en de knappe donkere prins achter haar, die zijn armen om haar middel had geslagen. Stervelingen waren blind voor de wereld van de fae, een wereld waar ik nu deel van uitmaakte, al had ik daar niet om gevraagd.

'Waar ben je bang voor?' fluisterde een diepe stem in mijn oor.

Er liep een rilling over mijn rug. Zelfs in de vochtige moerassen van Louisiana straalde de Winterprins kou uit, en zijn adem was heerlijk koel tegen mijn huid.

Over mijn schouder keek ik hem aan. 'Wat bedoel je?'

Ash, prins van het Winterhof, ving mijn blik, zijn zilveren ogen glanzend in de schemering. Eigenlijk was hij geen prins meer. Koningin Mab had hem uit Nimmernimmer verbannen nadat hij had geweigerd om zijn liefde voor de halfmenselijke dochter van Oberon, de Zomerkoning, af te zweren. Oberon was mijn vader. Zomer en Winter moesten vijanden zijn. Het was niet de bedoeling dat we zouden samenwerken, het was niet de bedoeling dat we samen op reis zouden gaan, en het was al helemaal niet de bedoeling dat we verliefd zouden worden.

Maar dat was wel gebeurd, en nu was Ash hier, bij mij. We waren bannelingen voor wie de doorsteken, de paden naar Nimmernimmer, voor altijd gesloten waren. Het kon me niet schelen. Ik was niet van plan om ooit nog terug te gaan.

'Je bent nerveus.' Ash streelde mijn hoofd, veegde het haar uit mijn hals, waardoor ik opnieuw rilde. 'Ik voel het. Er hangt een angstige, flikkerende gloed om je heen, en ik word een beetje gek van dat geknipper zo dichtbij. Wat is er aan de hand?'

Ik had het kunnen weten. Voor Ash, of voor welke fae dan ook, kon ik mijn gevoelens niet verbergen. Hun magie, hun toverkracht kwam voort uit menselijke dromen en emoties, dus Ash hoefde nauwelijks moeite te doen om te weten wat ik voelde.

'Sorry,' zei ik. 'Ik ben gewoon een beetje zenuwachtig.' Ik kon mijn tranen niet meer bedwingen. Ze trokken een mist voor mijn ogen en rolden langs mijn wangen naar beneden, maar ik deed geen moeite om ze weg te vegen. Toen hij opstond, wierp ik me in zijn armen en toen hij zich tegen me aan drukte voelde ik hem trillen. Nu was hij de mijne, mijn ridder. Er kon niets meer tussen ons komen.

'Zo,' klonk de stem van Puck over het gras. 'Ik vroeg me al af hoelang het zou duren voor het daarop uit zou lopen.'

Ash liet me heel langzaam los, en ik draaide me om. Op een steen bij de beek zat Puck. De vuurvliegjes zoemden om hem heen, lieten zijn haar opgloeien alsof het uit kooltjes bestond. Hij lachte niet, en voor één keer had hij niets spottends; hij keek alleen maar toe. Ik voelde iets van paniek opkomen toen hij naar ons toe kwam, met de vuurvliegjes achter zich aan. Hoelang had hij daar al gezeten, wat had hij gezien? 'Heb je gehoord…'

'De Ware Naam van de sneeuwbal? Nee.' Hij haalde zijn schouders op. 'Al is het nog zo moeilijk te geloven, ik zou me niet opdringen bij zo'n serieuze aangelegenheid, prinses. Je zou me achteraf vermoorden.' Een van zijn mondhoeken bewoog licht omhoog, geen

schaduw van zijn normale brede grijns. Hoofdschuddend keek hij naar Ash, met een blik die het midden hield tussen geamuseerdheid en...Was het respect? 'Mab zal door het dolle zijn als ze dit hoort.'

Ash glimlachte vaag. 'Ik heb gemerkt dat het me niet meer kan schelen wat het Winterhof van me denkt.'

'Dat moet een bevrijdend gevoel zijn,' antwoorde Puck. Hij ging in het gras zitten en keek omhoog naar de sterren. 'Zou dit onze laatste nacht als bannelingen zijn?' vroeg hij peinzend. Toen hij zich achterover liet zakken op zijn ellebogen stegen de vuurvliegjes als een knipperende wolk op uit het gras. 'Het klinkt raar, maar ik zal dit huis nog missen. Hier hoef ik naar niemands pijpen te dansen, niemand speelt de baas over me, behalve dan die gefrustreerde gnomen die spinnen in mijn bed stoppen omdat ze hun bezem terug willen. Het is ontspannend.' Hij keek naar mij en klopte naast zich op de grond.

Ik liet me in het koele, vochtige gras zakken. De groene en amberkleurige lichtjes dansten om ons heen, landden op mijn handen en in mijn haar. Ik pakte Ash' hand en trok hem naar beneden. Hij ging achter me zitten zodat hij zijn armen om mijn middel kon slaan, en nadat ik me tegen hem aan had laten vallen, sloot ik mijn ogen. In een ander leven zouden we misschien met z'n drieën – ik, mijn beste vriend en mijn vriendje – naar de sterren hebben liggen kijken terwijl we allang thuis hadden moeten zijn, met niets anders dan school, huiswerk en ouders om ons druk over te maken.

'Wat zijn we allemaal aan het doen?' klonk Grimalkins stem. De dikke pluimstaart van de kat stak recht omhoog en gleed naast me door het gras. Een vuurvliegje dat op de punt ging zitten schudde hij geïrriteerd af. 'Dit heeft verdacht veel weg van lummelen, als ik niet zou weten dat een bepaalde prins daar veel te stijf voor is.'

Grinnikend trok Ash me dichter tegen zich aan. 'Voel je je buitengesloten, cait sith?'

Grimalkin haalde zijn neus op. 'Maak jezelf maar niets wijs.' Toch ploegde hij door het gras naar me toe en rolde zich op in mijn schoot, een warme zware bal van zacht grijs bont.

Ik krabbelde hem achter zijn oren, waarna hij zo hard begon te spinnen dat hij ervan trilde. 'Denk je dat mijn vader het hier wel redt?' vroeg ik.

Grimalkin gaapte. 'Hij is hier veiliger dan hij in de echte wereld zou zijn, mens,' antwoordde hij. 'Niemand komt hier binnen zonder Leanansidhes toestemming, en niemand vertrekt zonder dat zij het goedvindt. Maak je niet te veel zorgen.' Tevreden strekte hij zijn klauwtjes. 'Het mens is hier nog als je terugkomt. Of als je niet terugkomt. Wil je je nu even op mijn andere oor concentreren? Ha, ja, zo kan het ermee door.' Zijn stem stierf weg in een rommelend geknor.

Ash legde zijn wang tegen mijn hoofd en zuchtte. Het was geen zucht van boosheid, irritatie of van de melancholie waarvan hij soms last leek te hebben. Hij klonk tevreden. Vredig, zelfs.

Als ik bedacht hoe weinig tijd we nog hadden, werd ik een beetje treurig. Dit zou onze laatste avond samen kunnen zijn, voor de oorlog, de politiek of de wetten van de fae tussen ons in zouden komen.

Het haar uit mijn hals vegend boog hij zich naar mijn oor. Zijn stem was zo zacht dat zelfs Grimalkin hem niet kon horen. 'Ik hou van je,' fluisterde hij.

Mijn hart barstte bijna uit elkaar in mijn borst.

'Wat er ook gebeurt, nu zullen we samen zijn. Voor altijd.'

We bleven nog lang zitten met zijn vieren, rustig pratend of gewoon genietend van de stilte onder de nachtelijke hemel. Ik zag geen vallende sterren, maar als ik die had gezien, zou ik hebben gewenst dat mijn vader veilig was, dat Ash en Puck de komende oorlog zouden overleven en dat we hier op de een of andere manier heelhuids uit zouden komen. Maar al zouden er sterren zijn gevallen, ik wist wel beter. Goede feeën bestonden niet, en zelfs al zou dat wel zo zijn, dan was dit niet iets wat je kon oplossen door met een toverstokje te zwaaien, niet zonder een overeenkomst tenminste.

Bovendien had ik iets beters dan een goede fee. Ik had een fae die mijn ridder wilde zijn, een fae die een meester was in listige trucs, en ik had mijn toverkat. Dat was genoeg.

Het maakte niet uit. Iets simpels als een wens kon ons niet redden, en ik wist wat me te doen stond. Toen de nachtlucht roze begon te kleuren en de afgezanten ons weer opzochten, had ik mijn antwoord klaar.


Volg The Iron Fey op facebook

Bekijk de videotrailer van The Iron Fey op YouTube

Bestel De IJzerkoningin

Je winkelwagen

×

Subtotaal